Handbal technieken

Handbal technieken Welke technieken zijn belangrijk voor een handballer?

Handbal is een intensieve sport met veel gespecialiseerde technieken. Met dit artikel krijg je een overzicht van een aantal belangrijke basistechnieken van handbal.

1. Dribbelen. Dit is een van de basisvaardigheden bij handballen. Bij handballen mag je maximaal 3 passen zetten met de bal, zonder te stuiten. Om verder te gaan moet er gestuit worden, ofwel dribbelen. Het is belangrijk dat je met de handbal aan werparm zijde en aan niet-werparme zijde kunt dribbelen. Ook moet dit stapvoets en rennend uitgevoerd kunnen worden.

2. Sprongschot. Het sprongschot is bedoeld om van afstand langs of over een dekking heen te kunnen schieten. Meestal wordt dit vooraf gegaan door een driepas, als aanloop. De basisversie van het sprongschot bestaat uit opspringen voor rechtshanders met het linkerbeen en het opspringen van linkshanders met het rechterbeen. Er zijn ook varianten waarbij met beide benen worden opgesprongen en waarbij met het werp-arm been wordt opgesprongen. Het is belangrijk om alle varianten te beheersen, zodat de speler het maximale aantal keuzes heeft om een dekking te omzeilen of op het verkeerde been te zetten.

3. Strekworp. Van de strekworp bestaan drie varianten in het handbal. De 'gewone' strekworp, het heupschot en de knikworp. De gewone strekworp kan zowel met het linkerbeen voor als het rechterbeen voor worden uitgevoerd. Het heupschot wordt uitgevoerd door de bal op heuphoogte langs de verdediger te gooien. Een keeper ziet dit vaak niet snel genoeg aankomen en het is daarmee een ideaal verrassingsschot. De knikworp wordt gedaan om het blok te omzeilen of om de werphoek groter te maken. Bij de knikworp wordt het lichaam 'geknikt' naar de niet werparm zijde.

4. Schijnbeweging. Deze handbalbeweging is bedoeld om de tegenstander op het verkeerde been te zetten en te passeren of plaats te maken voor een medespeler. Er zijn bijna oneindig veel varianten van de schijnbeweging te zien en veel hangt af van het spelmoment waarop het gemaakt wordt.

5. Effectbal. De effectbal wordt vaak gebruikt wanneer er een bal uit de hoek wordt geschoten. Als de werphoek klein is wordt het minder belangrijk om hard te schieten en belangrijker om een goed geplaatste bal te geven. Met de effectbal lijkt het voor de handbalkeeper alsof de bal naast het doel zal stuiten, maar verandert deze op het laatste moment van richting.

6. Lobje. Een handbalkeeper kan ver uit het doel komen om de werphoek kleiner te maken. Als een keeper te ver uit het doel komt kan de bal over de keeper heen worden 'gelobt'. Dit levert vaak fraaie doelpunten op, maar het is geen makkelijke techniek.

Dit is nog maar een greep uit de technieken die geleerd moeten worden om handbal op ee goed niveau uit te oefenen.